Vestig een voorkeursrecht op grond en gebouwen
Een voorkeursrecht op een stuk grond of een gebouw geeft de overheid een sterke marktpositie. Bij verkoop aan de overheid kan die de grond of het gebouw dan gebruiken voor een circulair bedrijventerrein.
Hoe kun je voorkeursrechten toepassen?
Voorkeursrecht op grond
Voor het realiseren van circulaire bedrijventerreinen is grond nodig. Het vestigen van een voorkeursrecht op grond is een goed middel om de positie van de overheid op de grondmarkt te verstevigen.
Als de eigenaar deze grond wil verkopen, dan heeft de overheid het recht om de grond te kopen voordat deze aan marktpartijen wordt aangeboden. Als de overheid de grond koopt, heeft de overheid als grondeigenaar invloed op de manier waarop die grond gebruikt wordt. Het aankopen van grond brengt de gemeente of provincie als grondeigenaar bijvoorbeeld in de positie om een tender uit te schrijven voor een gronduitgifte. In de tenderprocedure kan de overheid circulaire eisen stellen. Zie ook het instrument: Gronduitgifte.
Voorkeursrecht op een gebouw
Als een provincie of gemeente een voorkeursrecht heeft gevestigd op een gebouw, dan moet de verkopende partij het gebouw eerst aan de provincie of gemeente aanbieden. Hierdoor kan de provincie of gemeente eigenaar worden van gebouwen. Dit geeft de overheid mogelijkheden om de circulariteit van het gebouw te versterken. Zo kan bij renovatie gebruik worden gemaakt van houtbouw of circulair gesloopt/geoogst worden. Daarnaast kan de overheid ervoor kiezen om het gebouw te verhuren aan een bedrijf dat circulaire activiteiten ontplooit die passen bij het circulaire bedrijventerrein.
Voorwaarden
Voorwaarden
Overheden kunnen een voorkeursrecht vestigen op een stuk grond of gebouw, voor zover die grond of dat gebouw deel uitmaakt van een locatie die voldoet aan de volgende eisen:
- in het omgevingsplan is een (niet-agrarische) functie toegedeeld en het gebruik ervan wijkt af van die functie,
- in een gemeentelijke, een provinciale respectievelijk de nationale omgevingsvisie of in een programma is een (niet-agrarische) functie of moderniseringslocatie toegedacht, het gebruik ervan wijkt af van die functie en de functie is niet toegedeeld in een omgevingsplan,
- in de voorkeursrechtbeschikking wordt een (niet-agrarische) functie of moderniseringslocatie toegedacht waarvan het gebruik afwijkt van die functie en de functie niet is toegedacht in een gemeentelijke, een provinciale respectievelijk de nationale omgevingsvisie of een programma en niet is toegedeeld in een omgevingsplan.
Verder geldt als voorwaarde bij het vestigen van een nationaal voorkeursrecht (door de rijksoverheid) of een provinciaal voorkeursrecht (door de provincie) dat er daarvoor een nationaal resp. provinciaal belang moet bestaan. Dit vereiste geldt niet als de gemeente een voorkeursrecht vestigt.
Bij het vestigen van een voorkeursrecht onder de Omgevingswet moet dus sprake zijn van gebruik dat afwijkt van de toebedeelde functie. Daarnaast mag je een voorkeursrecht alleen vestigen op een onroerende zaak die deel uitmaakt van een locatie met een niet-agrarische functie en waarvan het huidige gebruik afwijkt van de toebedeelde functie. Bijvoorbeeld bij de beoogde transformatie van landbouwgrond naar een materialenhub of circulair bedrijventerrein.
Juridische toelichting
Op grond van artikel 9.1 Omgevingswet zijn de gemeenteraad, Provinciale Staten en de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties bevoegd om een voorkeursrecht te vestigen. Hiervoor moet de overheid die een voorkeursrecht wil vestigen een voorkeursbeschikking vaststellen.
Op provinciaal niveau zijn de gedeputeerde staten bevoegd om een voorkeursrecht te vestigen door middel van een voorkeursbeschikking en op gemeentelijk niveau is het college van burgemeester en wethouders hiertoe bevoegd,
Rechtsgebied | Publiekrecht > Omgevingsrecht |
Citeertitel | Omgevingswet |
Artikel | 9.1 |
Geldig vanaf | TBD |