De nationale omgevingsvisie vormt de basis voor de omgevingsvisies van de gemeenten en provincies. Door houtbouw op te nemen in de nationale omgevingsvisie wordt het onderdeel van de ambities en het beleid van het Rijk en van de decentrale overheden.
Hoe kan je een nationale omgevingsvisie toepassen?
De Omgevingswet bevat zes kerninstrumenten: de omgevingsvisie, het omgevingsprogramma, de omgevingsverordening, het omgevingsplan, de omgevingsvergunning en het projectbesluit.
De Omgevingswet beoogt samenhang tussen deze instrumenten. Die samenhang wordt ook wel de beleidscyclus genoemd. Binnen die cyclus bevat de omgevingsvisie de ambities en doelstellingen in de vorm van strategisch beleid.
Door houtbouw in de nationale omgevingsvisie op te nemen, wordt het onderdeel van de beleidscyclus van de Omgevingswet. Dat maakt het mogelijk om later in de beleidscyclus houtbouw op de agenda te zetten. Vanuit de omgevingsvisie komen andere juridische instrumenten – zoals omgevingsvergunningen, een omgevingsplan of omgevingswaarden – voort. Die kunnen vervolgens ingezet worden om houtbouw te stimuleren of af te dwingen.
In de praktijk
In de huidige NOVI (2021 – 2024) heeft het Rijk de ambitie om te groeien naar een economie die duurzaam en circulair is. Het streven is om in 2050 de omslag te hebben gemaakt naar 100 procent circulariteit. Om daar te komen beschrijft de NOVI onder meer dat grondstoffen in de keten van de bouw zoveel mogelijk behouden moeten blijven door hoogwaardig hergebruik en dat er meer gebruik moet worden gemaakt van hernieuwbare materialen (zoals houtbouw, hennep, asfalt met olifantsgras). In de Uitvoeringsagenda bij de NOVI is een Strategische verkenning ‘Biobased bouwen’ opgenomen. Daarin worden de kansen en uitdagingen van biobased bouwen in kaart gebracht en de strategie om een versnelling voor biobased bouwen in gang te zetten. De NOVI vormt daarmee een basis voor gemeenten en provincies om de ambitie naar circulariteit en meer houtbouw verder uit te werken in hun beleid.
Juridische toelichting
Op grond van artikel 3.1, derde lid, Omgevingswet dient één nationale omgevingsvisie te worden vastgesteld.
Voorwaarden
- De NOVI heeft een zelfbindend karakter. Dat betekent dat het beleid geen rechtstreekse werking heeft en daardoor burgers en bedrijven niet bindt. Het schept alleen verplichtingen voor het bestuursorgaan die de visie heeft opgesteld. Het zelfbindende karakter van de omgevingsvisie brengt dus met zich mee dat je niet in beroep kunt gaan tegen het besluit tot vaststelling van de omgevingsvisie. Voor decentrale overheden geldt een zorgvuldigheids- en motiveringsbeginsel. De gemeenteraad of Provinciale Staten moeten in hun omgevingsvisie laten zien dat zij de omgevingsvisies van andere relevante bestuursorganen hebben betrokken bij het opstellen van hun eigen visies (art. 2.2 en 3.3 Ow);
- Bij de vaststelling van de omgevingsvisie moeten bestuursorganen zorg dragen voor inspraak en voorbereiding in overeenstemming met afdeling 3.4 Algemene wet bestuursrecht. Dat betekent dat iedereen een zienswijze moet kunnen indienen tegen het ontwerp van de visie;
- Het indienen van zienswijzen staat open voor `een ieder’ en daarmee niet alleen voor belanghebbenden.
Rechtsgebied | Publiekrecht > Omgevingsrecht |
Citeertitel | Omgevingswet |
Artikel | 3.1, 3.2, 3.3 |
Geldig vanaf | Invalid Date |