In het omgevingsplan kan de gemeente opnemen dat het verboden is om bepaalde activiteiten te verrichten zonder vergunning. Houtbouw kan als voorwaarde gesteld worden voor het verlenen van de vergunning.
Hoe kan een voorschrift in de omgevingsvergunning worden toegepast?
De beoordeling van een aanvraag van een omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit wordt in de Omgevingswet opgeknipt in twee beoordelingen: een ruimtelijke beoordeling (1) en een bouwtechnische beoordeling (2).
De ruimtelijke beoordeling gaat erover of de bouwactiviteit in de fysieke leefomgeving van de gemeente passend is. De regels hiervoor staan in het omgevingsplan. Denk hierbij bijvoorbeeld aan de regels over welstand. Voor de ruimtelijke beoordeling geldt geen landelijke regeling. Het staat de gemeente vrij eisen te stellen aan de ruimtelijke beoordeling in het omgevingsplan. De welstandscriteria gaan over het uiterlijk van een bouwwerk. Regels over welstand kunnen gaan over vorm, maar ook over materiaalgebruik van het bouwwerk. Hier ligt een kans voor gemeenten om het gebruik van hout als voorwaarde te stellen voor het verlenen van een omgevingsvergunning voor bouwen.
De bouwtechnische beoordeling is geregeld in het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl). Deze regeling is uitputtend bedoeld. De gemeente kan geen aanvullende of strengere regels opnemen in het omgevingsplan.
Juridische toelichting
- Artikel 5.1 Ow bepaalt voor welke activiteiten een omgevingsvergunning is of kan worden vereist.
- Artikel 5.5 en 5.34 Ow bevat regels over het verbinden van voorschriften aan een omgevingsvergunning.
- Zoals volgt uit artikel 5.5 Ow kunnen aan een omgevingsvergunning voorschriften worden verbonden. Vergunningvoorschriften moeten voortvloeien uit het beoordelingskader voor het verlenen van de vergunning en mogen dat beoordelingskader niet te buiten gaan.
- Op grond van artikel 5.34, vierde lid, Ow kan de gemeente in het omgevingsplan eisen stellen aan het verbinden van voorschriften aan een omgevingsvergunning.
Voorwaarden
- De gemeente betrekt het gehele toetsingskader bij een besluit over de vergunningverlening;
- Het toetsingskader bevat zowel wettelijke regels als gemeentelijke beleidsregels;
- De bevoegdheid tot het stellen van beleidsregels wordt slechts impliciet benoemd in de Omgevingswet, maar volgt uit artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;
- In het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) en het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl) staan de wettelijke regels beschreven. Het is gemeenten niet toegestaan om aanvullende of strengere regels te stellen met betrekking tot zaken waar het Bkl en Bbl op zien;
- Beleidsregels mogen de wettelijke kaders niet doorkruisen;
- Voor bouwactiviteiten die zijn vrijgesteld in artikel 2.29 Bbl kan geen vergunningplicht in het omgevingsplan worden opgenomen;
- Welstandscriteria zijn beperkt tot het uiterlijk van een gebouw. Er kunnen geen welstandscriteria worden opgenomen met betrekking tot het interieur van het bouwwerk.
Rechtsgebied | Publiekrecht > Omgevingsrecht |
Citeertitel | Omgevingswet |
Artikel | 5.1, 5.4, 5.34 |
Geldig vanaf | Invalid Date |